Wat profeten willen (w)eten

Wat profeten willen (w)eten

Leraren kennen we.
Mooi beroep is dat.
Je medemensen wat bijbrengen, en leren om te leren.
En dat je dan door de interactie en de gesprekken zelf ook weer nieuwe dingen leert.
Tof!

En stel nou dat je jezelf niet alleen als leraar ziet.
Maar ook als profeet.
Als wattes?
Ja, als een profeet.

Heb je daar een beeld bij?
Ik weet niet of je dat hebt.
Maar misschien denk je aan iets als dit:

En David, gaan de Oranjeleeuwinnen morgen winnen van Amerika?
En zo ja, met hoeveel?
En wie maakt het eerste doelpunt?
Loopt het uit op verlenging en strafschoppen?

Profeten kunnen dat weten, toch?
Als toekomstvoorspellers.
Zelfs als toekomstvoorzéggers.

Kijk, Piet Paulusma en Marco Verhoef voorspellen het weer van morgen.
Een profeet kan de toekomst voorzeggen.

Roept zoiets herkenning op bij die functie van profeet?

Je hebt ze trouwens niet alleen bij SBS en de NOS.
In de kerk heb je ze ook.
Profeten.
Mensen die, zoals dat dan vaak wordt genoemd, dingen “op hun hart krijgen” en “woorden van God” aan andere gelovigen kunnen doorgeven.
Het wordt de ‘gave van profetie’ genoemd.
Een bijzonder ding.
Ik kan erover meepraten.

Persoonlijk voel ik me dan ook erg verbonden met dit fenomeen (lees hier een persoonlijk voorbeeld van zo’n ervaring).
Als ik moet kiezen uit de vijf vanouds bestaande kerkelijke functies, dan plaats ik mezelf graag in de categorieën ‘leraar’ en ‘profeet’.
In die combi kan ik goed gedijen.
Ik vind die ook veelzijdig en spannend.
Veel kerken erkennen deze functies ook.
Er zijn herders en leraren, vaak dominee of predikant genoemd.
Er zijn evangelie-verkondigers: evangelisten.
Er zijn apostelen: uiteraard de eerste leerlingen van Jezus, maar ook zogenaamde ‘zendelingen’, een letterlijke vertaling van ‘apostelen’.
Maar de functie van profeet… die heb ik in de kerk nooit gekend.
In mijn kerkelijke ervaring zijn er nooit profeten in de kerk geïnstalleerd.
Zonde is dat.
En het heeft ook grote gevolgen.
Want kerken missen daardoor zomaar een innerlijke, kritische stem.
Mensen die de boel scherp houden.
Mensen die het heilig verklaarde zo nu en dan ontheiligen.
Mensen die kunnen kietelen en narren.
Mensen die humor en ruimte en lucht kunnen brengen als het leven te zwaar is gemaakt.
Mensen die ernst kunnen brengen als het leven te vrijzinnig of te navelstaarderig wordt.
Haal de profeten weg, erken ze niet, geef ze geen plek, laat ze stikken, zwijg ze dood, en je tekent voor lauwheid en een verstarde status quo.
Maar misschien en hopelijk herken je dat niet in je eigen kerk.

Ja, schaar mij maar onder de profeten.
Het zijn echt van die eenlingen.
Zonderlingen.
Luizen in de pels.
Vreemde vogels.
Teruggetrokken types die zich geregeld maar op hun eigen tijd in het openbaar laten zien.
Kunstenaars, artiesten, bohémiens.
Individualisten die voelen dat ze anders dan anderen zijn en doen.
En anders krijgen ze dat wel van die anderen te horen…

Tegelijk voel ik er ook bescheidenheid bij.
Het klinkt zo hoogdravend, vind je niet?
Voorspellen.
Voorzeggen.
Profeet.
Ik voel een uitspraak van de Joodse profeet Amos diep mee.
Hij zegt ergens: ‘Ik ben helemaal geen profeet, en ook geen profetenleerling. Ik ben veeboer en vijgenteler.’

Alleen ben ik dan een zoon van een visboer.
Uit Spakenburg.
Maar ja: veeboer, visboer, die paar letters verschil maken niet zoveel uit.
Nog steeds zijn het van die beroepen waar je moeilijk CEO in kunt worden, zeg maar.
En het zijn geen beroepen waar je per definitie en als vanzelf status en respect van anderen door krijgt.
Ook niet van die beroepen die je per se op je LinkedIn-, Facebook- of Twitterprofiel wilt zetten.
(Ik vind het prachtige beroepen, dat wil ik hier graag even zeggen! Ik kom vaak op de boerderij en sta graag aan de viskraam!)

Tja, profeet.
Je zult het maar zijn.
Lastig hoor.
Bovendien: van die gave van profetie kan zo snel misbruik worden gemaakt.
‘Ja, het zijn woorden van God die ik heb gekregen, dus als ik jou was zou ik daar maar even goed naar luisteren.’
Machtsdenken en emotionele manipulatie liggen gevaarlijk snel op de loer.
Er is in het kerkelijke verleden ook wel misbruik van gemaakt.
En misschien wordt dat nog wel steeds gedaan, daar heb ik geen zicht op.

Aan de andere kant: dat doen die weer-profeten op tv ook.
Dat is minder schadelijk natuurlijk.
Maar de weerman die er eerlijk vooruit komt dat-ie er gisteren faliekant naast zat, moet volgens mij nog geboren worden.
Te vaak dekken zij zich eenvoudig in.
‘We zijn weervoorspellers, geen waarzeggers.’
Terwijl een arts die een verkeerde inschatting maakt over een ziektebeeld, zich wel mag verantwoorden.
Dan denk ik: aan ‘sorry’ zeggen heeft volgens mij nog nooit iemand een ziekte overgehouden.

Hetzelfde geldt voor iemand als Thierry Baudet.
Als je het prototype ‘seculiere profeet’ zoekt, dan is hij het wel.
Hij profeteert dat we als samenleving “het verlies van God” – zoals hij dat noemt –  op alle mogelijke en zoekende manieren aan het opvangen zijn.
Ik ken geen christen-politicus die deze analyse zo duidelijk en publiekelijk verwoordt.

Het verlies van God.
Het klopt.
Ik merk het ook.
De lege plek.
Het zoeken.
De opvulling van de lege plek.
Het cynisme soms.
De onverschilligheid ook.
De capitulatie.
Hoe ook theologen ‘God’ dan maar vermijden, en vervangen door Het Morele Principe, Het Fijne, Het Leuke, De KnuffelHeer, De Warmte, of Het Kaarslichtje.
Je moet toch wat.
God is dood, ik weet het.
Ik deel die filosofische conclusie van Nietzsche.
Maar hij wordt zomaar op de lelijkste en meest lachwekkende manieren weer levend gemaakt.
Dat je denkt: laat hem alsjeblieft dood liggen.
Want nu graaf je een vies skelet op.

En de gevoeligheid, die merk ik ook door het verlies van God.
Op begrafenissen bijvoorbeeld.
We mogen het daar over alles hebben.
Over onze eenzaamheid, pijn, ellende, ons verdriet, de radeloosheid, het gemis en over troost.
Maar niet over God.
Waag het niet!
Houd God buiten de dood van onze dierbaren!
Onze overgevoelige en ongeneeslijk religieuze zieltjes kunnen het niet aan.
(Ik denk dan drie dingen: 1. Een ‘God die dood is’ past daar toch juist heel goed? En 2. Prima, het hoeft van mij niet per se over God te gaan. En 3. als we hem toch verloren hebben, wat is er dan zo erg aan om God tevoorschijn te halen? Maar dan mooi, en goed, en eerlijk. Dat is het punt natuurlijk. We willen geen kut-of-klote-god. En dat snap ik. Maar, eh, als ik mijn telefoon verloren ben, dan ben ik wel blij als-ie wordt teruggevonden. En dat ik hem terugkrijg. Mag van mij trouwens ook als ik toevallig op een begrafenis ben.
En dan hebben we het dus over een telefóón hè.)

Het verlies van God.
Baudet spreekt ware woorden.
Mooie boektitel ook trouwens.

Maar ja, hoe Baudet het christendom vervolgens opnieuw inzet om een soort autocratische, nationalistische samenleving te creëren waarin een soort oervorm van Nederlands cultuurchristendom nieuw leven wordt ingeblazen, en waarin vervolgens iedereen die niet aan de normen en waarden van dat cultuurchristendom voldoet kan ophoepelen – tsja, het heeft schrijnend en bar weinig te maken met de open-minded Christus op wie het begrip ‘christendom’ en ‘christelijk geloof’ is gebaseerd.

Bovendien, de vermenging van christelijk geloof en politiek vraagt om een dosis wijsheid en innerlijke rust waar je u tegen zegt.
Baudets constant multi-interpretabele gepraat (‘Zo heb ik mijn woorden niet bedoeld’, ‘Mijn vrouw-onvriendelijke uitspraken worden uit hun context gehaald”, enz.) en zijn snelle opgefoktheid getuigen maar weinig van die rust en wijsheid.
Om verder maar geen woorden vuil te maken aan zijn gemene, geniepige, emotionele manipulatie.

Seculiere profeten.
Kerkelijke profeten.
Je zult maar zo’n profeet zijn.
Ik wil het steeds meer leren.
Ik voel me echt een beginneling.
Een autodidact.
En ik denk: bestonden er maar, net als in die oude Israëltijd, zogenaamde profetenscholen.
Lees die uitspraak van Amos nog maar eens: ‘Ik ben geen profetenléérling’.

Want weet je wat ik zo fascinerend vind aan die profeten?
Niet eens dat ze iets moois en unieks voor hun medemens kunnen betekenen.
Dat ze woorden van God aan anderen kunnen doorgeven.
Omdat ze iets ‘op hun hart hebben gekregen’.
Gewoon iets móeten zeggen.
Net zoals de profeten zeiden ‘Dit zegt de Heer’, maar vervolgens hun eigen mond open deden, en zeiden wat ze moesten zeggen.
Wat een connectie!

Ook waardeer ik het niet eens dat het persoonlijkheden zijn van wie je het idee hebt dat ze op de een of andere manier dichter betrokken zijn op het hart van God.
Op Gods pathie.
Sympathie.
Empathie.
Op Gods passie – zijn hartstocht, meeleven, pijn, warmhartigheid en gedrevenheid.

Profeten?
They eat God’s heart out!
– in positieve zin.
Veel meer dan toekomstvoorspellers of toekomstvoorzeggers zijn het mensen die op de een of andere manier het goddelijke hart in zichzelf horen kloppen.
Alsof hun eigen hart regelmatig meeklopt met die van de Allerhoogste.

Maar dat is nog niet eens wat ik het meest bijzonder vind.
Ik bedoel: God is geest, en wij hebben zelf ook een geest (Engels: mind).
Dus dat die connectie bestaat, en dat er mensen zijn die er wat meer mee zijn geconnect vind ik heel mooi maar ergens ook wel logisch.

Wat me wel enorm fascineert aan die profeten is hun kijk op de wereld.
Ze hebben de wereld om hen heen in beeld.
Echt ongelooflijk vind ik dat!
Zonder Google Maps hè.
Zonder achtuurjournaals.
Ze hebben vanuit hun eigen land Israël een helikopterview over de omringende landen.
Ze willen per se weten wat er zich om hen heen afspeelt.
En ze weten het!
Ze denken niet alleen, ze kijken ook out of the box.
Uit de eigen bekende kaders, gewoontes, normen, waarden en tradities.
De profeet Jesaja bijvoorbeeld heeft het hoofdstukken achter elkaar over Babel, Assyrië, Moab, Aram (Syrië), Nubië (Ethiopië) en Egypte.
Dan denk ik: Hoe is dit in godsnaam mogelijk?
Hoe weet hij dat allemaal?
Dat is toch niet normaal?
Hoe heeft hij daar zicht op gekregen?
Net als die andere profeten, zoals Jeremia, Ezechiël, Nahum en Zacharia.

Vergelijk dat eens met de seculiere profeten van nu.
Die vaak niet verder komen dan de bescherming van hun eigen landje, en hun landgenoten daarin meetrekken.
Of vergelijk dat eens met de kerkelijke profeten.
Die vaak niet verder komen dan de bescherming van hun eigen kerkje, en geloofsgenoten daarin meezuigen.

Je zult maar profeet zijn!

Zo.
En dan kan ik nu naar buiten.
Piet en Marco hebben gelijk.
De bewolking zou later op de dag openbreken.
Het wordt langzaamaan een stralende dag.

PS. Vind je dit onderwerp interessant? Ben je benieuwd of je jezelf als een profeet kunt of wilt zien (en voel je daar misschien nog schroom, angst of schaamte bij), lees dan absoluut het boek ‘De Profeten’ van Abraham Joshua Heschel. Een beter en mooier boek hierover ga je niet vinden. Prachtige bijbeluitleg ook.


De theaterdominee tourt komend seizoen door Nederland met zijn theatercolleges die je aan het denken willen zetten. Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!

 

Mijn grootse geloof

 

Mijn grootse geloof

Ik geloof.
Sterker nog: eigenlijk heb ik best een groot geloof.
En ik wil niet opscheppen, maar ik denk dat ik het grootste geloof van iedereen heb.

Ja, lieve lezer, dat laatste geloof je niet, hè?
Zie je, en dus heb ik een groter… 😉
1-0.
Een vroege openingsgoal, hoor.

Weet je wat ik namelijk geloof?
Ik geloof dat iedereen, alle mensen, uit-ein-de-lijk in god gaan geloven, en in zijn zoon en, ja, doe de heilige geest er dan meteen ook maar bij.
Want je kunt wel leven met de vader en de zoon.
Het moet ook een beetje geestig blijven.

Ik geloof dus dat het ooit allemaal goedkomt.
Met alles en iedereen.
Alles en iedereen verzoent zich met god en met elkaar.

Nou hoor ik je denken:
‘Dat zou inderdaad prachtig zijn!
Allemachtig prachtig!
Maar dat gaat natuurlijk niet gebeuren.’

Want je gelooft misschien niet in god, niet in zijn bestaan, en je kunt het je ook niet voorstellen dat je dat ooit gaat doen.
Laat staan dat je het met iedereen goed gaat zitten maken.
Hallo, je bent Gekke Henkie niet.
En je denkt aan wat alle Gekke Henkies of Maffe Maria’s je hebben aangedaan.
Dat snap ik.
En ook heel goed.
En ook heel lang.
En toch geloof ik dat het goedkomt.

Of je zegt: ‘Helemaal leuk, dat grootse geloof van jou, maar de bijbel laat toch wel een ander verhaal horen.
Het is live or die. Forever.
Dus…
Geloof maar lekker verder, David.’

Hihi.
Zie je opnieuw dat ik een groter geloof dan je heb.
Goal!
2-0.

‘Ja maar Hitler dan’, zeg je, ‘daar kan het toch nooit goed mee komen?’

‘Dat zou kunnen kloppen,’ zeg ik dan, ‘dat zou wel eens een heel erg lang verhaal kunnen worden. Zelfs zo lang dat je denkt: ‘Dat komt nooit meer goed met die rare, gevaarlijke kerel.’

En dan tikt de tijd verder.

En dan schijnt elke dag de zon.
Op een vernieuwde aarde.
In een vernieuwde hemel.
In elkaar verweven, zoals de aarde en hemel van nu dat ook al zijn.
Min of meer.
Veel te vaak min.
Zonde man.
Maar wel verweven.
Soms ervaren mensen dat ook.
Ik kan er zelf ook over meepraten.

Ja, het is wat, dat geloof van mij.
Om gek van te worden – wat ik overigens graag ben.

En op die hemel-aarde of aarde-hemel spelen we met z’n allen lekker buiten.
Buiten de poorten van de stad ook, in het open veld.
We luieren wat.
Werken wat.
Schrijven wat.
We hebben de eeuwigheid.
En gezelligheid kent geen tijd, dus dat komt mooi uit.

Je eet wat mee.
Je klust wat bij.
Je vrijt wat af.
En je vindt wat uit.
(Ja, je bent wèl creatief! Waarom heb je dat toch altijd ontkend?)
Of je zingt de hele dag.
Tja, sommige mensen lijkt het heerlijk om voor altijd en eeuwig te zingen.
Elke seconde van de dag.
Prima hoor.
Maar eerst zangles nemen, oké?
Liefde voor je medemens, weet je nog wel?
Dank u.

Hitler is in geen velden of wegen te bekennen.
We weten niet waar hij is.
Het houdt ons ook niet bezig, eerlijk gezegd.
Maar waarschijnlijk is hij ergens ver weg.
In zijn privéhuisje, in de kelder, in het donker, alleen.

Tot er weer een dag aanbreekt waarop de zon schijnt.
En we in de verte een man naar ons toe zien rennen.
We zien duidelijk wie het is.
Hij loopt de poort van de stad binnen.
Vlak daarna wordt hij tegengehouden door een man.
Die we ook goed kennen.
We horen het niet, maar we zien de twee wel kort met elkaar praten.
Heel kort.
We zien Hitler al snel naar zijn kleren kijken, zich vervolgens omdraaien en afdruipen.

Uniform vergeten uit te doen, de sukkel.
Zijn tweede dood.

Een aantal weken later zien we hetzelfde tafereel gebeuren.
We herkennen de beroemdste man uit de 20e eeuw.
Hij loopt weer door de poort de stad binnen.
En dan gebeurt het.
We zien dat de man zijn uniform uittrekt, tot en met zijn hemd en onderbroek.

Dan verschijnt de beroemdste man van de wereldgeschiedenis.
Hij zegt iets tegen Hitler, dat is duidelijk te zien.
Hitler kijkt hem in de ogen, dan naar zijn eigen lijf, en rent weg.
Hij schreeuwt nog wat akeligs van zich af.
In dat typische WOII-Duits.
Hij verdwijnt in de verte.
Zijn derde dood.

Jezus draait zich om en loopt op ons af.
Wij vragen hem: ‘Waarom rende Hitler weg?’
Voordat Jezus onze vraag beantwoordt, laat hij ons zien wat hij in zijn handen houdt.
We kijken naar een set prachtige, smetteloze, witte kleren.
Duidelijk bedoeld voor één persoon.
Dan zegt Jezus: ‘Hij kon mijn blik niet verdragen. Mijn gezicht was te fel, zijn lichaam te naakt. En deze kleren die ik aanbood, hij schonk er geen enkele aandacht aan.’

Iemand van ons vraagt: ‘Wat denkt u? Zou Hitler ooit nog een keer terugkomen, en het met alles en iedereen kunnen goedmaken?
Jezus kijkt de vragensteller aan, en zegt:

‘Beste David, jij zegt toch altijd zo graag tegen iedereen dat je het allergrootste geloof hebt?’

Touché!
Aansluitingstreffer.
2-1…


De theaterdominee tourt komend seizoen door Nederland met zijn theatercolleges die je aan het denken willen zetten. En dat gebeurt gegarandeerd, of je nou gelooft of niet (dat doet hijzelf ook vaak niet op de manier waarop dat volgens anderen zou moeten). Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!

Meditatiestorm

Meditatiestorm

Vraagje.
Doe jij ook aan mindfulness, meditatie, bidden of yoga?

Ja tuurlijk doe je dat!
Het is 2019, David!
Hallo? Wakker, jongen?

En, lukt het een beetje?
Kom je ook al zo lekker tot jezelf?
Helemaal in control, en ingetuned, en zen, enz.?
Ja?

En bedankt.
Maak me maar weer jaloers.
Hoe doe je dat toch?
Het gaat bij mij eigenlijk nooit goed.
En ik doe echt mijn best, hoor.
Ik ga er goed voor zitten.
Rug recht.
Ik let op een goede, diepe ademhaling.
Wolken van gedachten probeer ik met mildheid en zonder oordeel voorbij te laten drijven.
Een minuut.
Negen van de tien keer, maximaal een minuut.
Ik houd het gewoon niet vol.

Met je mindfulness-wolkjes.

De laatste keer dat het faliekant mislukt om me diep van binnen stil te krijgen, kom ik helemaal vol te zitten.
Het waait in mijn bovenkamer alle kanten op.
Niet weg te blazen.
Ik regel niet even snel een blauwstrak teletubbieland met van die vriendelijke stapelwolkjes.
Als ik ga bidden of mediteren kan ik rekenen op een STORM van gedachten, fantasieën en emoties.

Maar goed, dat hebben jullie dus minder.
Hm.
Of hoor jij toevallig bij dat joepie-de-poepie-Happinez-succesverhaal-publiek?
Altijd rustig.
Altijd stilte.
Altijd helemaal zen en binnen een mum van tijd een wolkenloze lucht in de kop.
Jaja.
Raar hoor.
Snap ik dus helemaal niks van.
Ik bedoel: waarom noemen ze het dan mindFULness?

Maar goed, ik probeer het weer eens.
Ik ben in meditatief gebed, en de wind steekt op.
Ik laat het maar weer helemaal gebeuren.

Ik zie mezelf zitten.
Op zo’n klein, schattig, houten stoeltje.
Tegenover de juf.
In de kring van de kleuterklas.

Met mijn handen houd ik verkrampt het zitvlak van mijn stoeltje vast.
En ik voel hoe mijn hartje in mijn keeltje tekeergaat.

‘Wie van jullie weet nog waar het bijbelverhaal van gisteren over ging?’

Elke ochtend stelt de juf weer dezelfde vraag.
Gevolgd door stilte.
Altijd die rusteloze stilte.
Alsof ze het erom doet.
Zou ze ook maar enigszins doorhebben wat voor ongemakkelijk gevoel dat bij mij oproept?

Natuurlijk zijn er altijd een paar van die wijsneusjes die meteen hun vinger opsteken.
Altijd dezelfde.
Ik hoor mezelf denken: die krijgen thuis aandacht te kort, zeker weten.
Komen dat op school inhalen, echt.

Of zou zíj er stiekem van genieten, de juf?
Zou zij thuis niks te vertellen hebben?
En behoefte hebben aan macht.
Als een despoot, een verschrikkelijke tiran.
Een beetje sadistisch zitten te profiteren van de verstikkende zenuwen van kleine kindjes.

Nee, zo is juf Ledelay niet.
Anderen.
Zij niet.
Dus ik ga op de compassievolle tour en ik vraag me af: zou ze misschien vergeetachtig zijn?
Dementerend.
Ik bedoel: ze heeft het verhaal gisteren zelf nog verteld.

Ik kijk naar de vloer, naar mijn schattige, bruine, leren, middenjaren ‘80-schoentjes.
‘Niet doen juf, niet aan mij vragen.
Niet mij uitkiezen.
Ik weet het antwoord niet.
Je ziet toch wel dat ik geen antwoord wil geven?
Dat ik daar geen zin in heb.
Oké, ik weet het antwoord wel, maar ik durf niet, echt niet.’

Ik voel aan alles dat ik niet wil zijn waar ik ben.
Ik wil thuis zijn.
In de woonkamer.
Bij mijn speelgoed.
En bij mama.
Die lapt de ramen.
Boent het huis.
Doet boven de was.
En tot aan de dag van vandaag stelt ze zelden vragen, de schat.
Heerlijk.
Kan ik lekker stil zijn.
Of net doen alsof ik luister.

Ik kijk naar de schoentjes van mijn klasgenoten.
Ik zie de benen van Anske, het eerste meisje op wie ik verliefd ben.
Ik kijk naar haar bloemetjesjurkje.
Haar behoorlijk korte bloemetjesjurkje.

Je hoeft het niet per se te weten, dat weet ik, maar ik ben nooit gemakkelijk met de dames geworden.
Maar ik was er wel vroeg bij.
In mijn fantasiewereld was ik al snel gebiologeerd door het geheimzinnige verhaal van de bloemetjes en de bijtjes.
Over de bijmannetjes.
En over de bijvrouwtjes – ik zou er nog altijd veel willen hebben.
Net als in vroegere bijbelse tijden.
Ik moet het tot aan de dag van vandaag met één doen.
Ja, ik weet het.
Ik heb zo’n zwaar leven.

Ik observeer Anske nog beter.
Ik voel van alles in mijn onderbuik fladderen.
Ik wil haar zo graag een kusje geven.
En ik sta op.
Ik loop op haar af.
Ik sta voor haar stoeltje en ga door de knieën.
Ik buig me naar haar mond toe en verdrink in haar schitterende blauwe ogen.
Op het laatste moment durf ik haar geen kus te geven – ik geef een knuffel en ik stik in haar lange blonde haren.
Dat verbaast me.
En ik vraag me af: hoe komt het dat ik liever verdrink dan stik?

Opeens een stem.

‘David, ik moet het gewoon wel aan jou vragen hè?
Jij weet vast nog wel welke reus David versloeg?’

Ik schrik wakker uit mijn fantasiewereld.
En raak in de war.

‘Eh, welke reus David versloeg?’
Ik denk: maar de réus versloeg David toch niet?

Ik doe mijn wijsvinger in mijn mond, kijk verlegen naar de vloer en ik zeg niks.

‘Toe maar David, dat weet je vast nog wel.’

Ik schud mijn hoofd.

‘David?’

Ik word boos vanbinnen.
Ik kijk vragend naar Anske.
Ze kijkt me aan.
Uitdrukkingsloos.
Ik zie dat ze haar jurkje recht trekt.
Ze neemt het niet voor me op.

‘Weet je het echt niet meer, David?’
Weer de juf.
‘Het rijmt op bubbelbad.’

Ik voel hoe mijn ogen vochtig worden.
Ik kijk naar de juf.
Ze kijkt me verwachtingsvol vol aan.

‘Ja, toe maar.’

‘IK WIL NAAR MAMA TOE-HOE!’

Amen.


Wil je de theaterdominee in het echt meemaken? Check hier welke plaatsen hij in zijn theatertour ’19/’20 aandoet, en reserveer je tickets!