Eenzaam naar het feest der (h)erkenning

Eenzaam naar het feest der (h)erkenning

In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde: ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.”’ […] Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’
[Matteüs 3: 1-3 en 16-17]

‘In 2016 gaf een schokkende 43 procent van de Nederlandse bevolking aan (sociaal) eenzaam te zijn, waarvan 10 procent ernstig tot zeer ernstig,’ lees ik in Het leven als tragikomedie van cabaretier en filosoof Tim Fransen. En in de afgelopen jaren worden op Twitter de hashtags #eenzamejongeren en #maatjegezocht veelvuldig gebruikt. Vorig jaar werd het zelfs een trending topic, wat een lawine aan lieve betrokkenheid opleverde.

Ook ik ben bekend met gevoelens van eenzaamheid. Het gevoel nooit ergens écht helemaal thuis te zijn, overvalt me regelmatig. Vooral in de wintermaanden met de bijbehorende blues. Ik trek me op aan de avondjes met mijn vrouw, de paar echt goede gesprekken met vrienden, nieuwe ontmoetingen, (spiritueel) voedende boeken, en, ja, ook met verdoving van dat vretende gevoel: leuke en domme dingen doen. En niet te vergeten: ik geloof net als Tim Fransen in de tragikomische kracht van humor. Tragiek is zwaar, komedie biedt een goed tegenwicht.

Laatst klaagde een stem in mezelf toen mijn vrouw een weekendje weg was: ‘Ik voel me zo verdomd alleen.’ Een andere stem in me reageerde: ‘Jij ook al?’ Waarop de eerste stem zei: ‘Zullen we ons samen eenzaam voelen?’ ‘Is goed’, zegt de tweede stem opgelucht, ‘zijn we fijn schizofralleen.’

Dan zit ik om mezelf te lachen. En dan zie ik in gedachten mensen naar me kijken, die ik als een derde stem van buitenaf hoor zeggen: ‘Nou zeg, die jongen heeft het getroffen met zichzelf. Die moet wel gelukkig zijn.’

Jezus hoort ook stemmen, lees ik. Eerste een derde stem. Een stille. Een duif. Duiven zeggen nooit wat. Die lopen op of om je heen op zoek naar stukjes patat. Doen ook geen vlieg kwaad. Lekker vredig. Eigenlijk gaat er een soort postduif op Jezus’ hoofd of schouder zitten. Hij is alleen de brief vergeten. Met de boodschap. Maar gelukkig, die komt er al snel achteraan. Ik noem dat de eerste stem (de tweede stem is die van Jezus zelf). Het is een stem van liefde. ‘Dit is mijn geliefde Zoon.’

Ik moet dan altijd aan mijn eigen naam denken. David betekent geliefde. Alsof mijn lieve ouders onbewust wisten dat ze het niet hardop tegen me zouden zeggen, maar het me wel gunnen en natuurlijk diep van binnen voelen. Via mijn naam hoor ik zo vaak dat ik geliefd ben. Ook door mijn ouders. Ik verlang het diepst naar verbale en lijfelijke liefde. Zeg tegen mij dat je van me houdt terwijl je me aanraakt of knuffelt, en mijn lange lijf wordt zo slap als een vaatdoek. Heerlijk!

Het is ook een stem van blijdschap. Het tweede deel – ‘In hem vind ik vreugde’ – vind ik een prachtige vertaling. De Allerhoogste wordt zelf blij van Jezus. Maar de vertaling biedt net wat meer: de Allerhoogste vindt vreugde in Jezus zelf. Er zit een bron van blijdschap in de man van Nazaret. Zoek in Jezus, en je vindt vreugde in hem.

Ik ben jaloers op Jezus. Ik zou die goddelijke stem ook wel eens willen horen. Op dit moment wéét ik vooral dat God van me houdt. En soms voel ik het. Als die bron in mij wordt aangeroerd, in muziek of tijdens een gebed. Dan voel ik me zo gezien en geliefd.

Maar de eenzaamheid blijft. Dat voelt ontzettend rot, maar ik denk ook dat het bij het echte leven hoort. Jezus zelf was het ook, vooral in zijn laatste week. Maar in de jaren ervoor net zo goed. Het idee alleen al dat geen hond je begrijpt, zelfs je beste vrienden niet, die je ook nog eens als ontrouwe honden verlaten. Vretend moet dat zijn geweest. En toch bleef hij zich in zijn missie vastbijten. Jezus dealde met zijn eenzaamheid, ging erdoorheen. Misschien omdat het eenzaamheidsgevoel niet de bodem van ons bestaan, van onze ziel is? Dat liefde, ook zelfliefde, en vreugde, ook blij zijn met jezelf, dieper liggen? Dat we echt kunnen teren op goddelijke liefde en vreugde, zelfs als het teren ons helemaal verteert – en iedereen om ons heen al snel de tering kan krijgen. (Johannes riep op om de weg van de Heer klaar te maken, een weg van liefde en vreugde. Daar komt natuurlijk niks van terecht als we niet van onszelf kunnen of leren houden, of geen diepe vreugde met onszelf leren hebben. Ik zie hierin een groot westers probleem, en een belangrijke oorzaak van veel boosheid en onvrede in ons geseculariseerde landje.)

Ook ik denk dat we in onze tijd van ‘ikkigheid’ en ‘leukigheid’ (Dirk de Wachter) te eenzijdig en te negatief over eenzaamheid denken. En als gelovige kerel voeg ik eraan toe dat we zouden moeten overwegen God gauw weer tot leven te wekken. Of beter gezegd: dat we zelf wakker worden. Minder cynisch zijn. Minder boos omdat ons leven niet altijd naar onze zin verloopt. Minder beïnvloedbaar door technische vooruitgang en God-ontkenners (helaas vaak ook de dominees van nu: de cabaretiers – leve Herman Finkers!). God is nooit dood geweest. Alleen voor het gevoel: dat weekend, na de kruisiging. Of in ons eigen gevoel, door ervaringen die we hebben opgedaan. En gevoelens mogen er natuurlijk altijd zijn, maar durven we ze nog te bevragen?

Eenzaamheid levert een hoop shit en pijn op. Is ook echt een probleem. Maar eenzaamheid is nooit hopeloos. Geloof ik.

De weg naar het feest der (h)erkenning – ‘Ik ben geliefd, God is blij met mij’ –  verloopt altijd via de nauwe straatjes van de eenzaamheid. Maar ook die steentjes liggen op een bodem van liefde en vreugde.

[Dit is de 12e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

Vrolijk heilig

 

Vrolijk heilig

Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht.
Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.
Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing.
Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen.
Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open.
[Jesaja 53: 3-7]

Het is nooit de bedoeling geweest dat zoiets als ‘het christendom’ zou ontstaan. Jezus Christus is en blijft een Jood, geen christen. In die zin maakt de veelgebruikte term “joods-christelijk” me verdrietig. Ik zou willen dat elke jood Jezus omarmde én ik zou willen dat christenen zich veel meer zouden verbinden met de joodse (bijbelse) geschiedenis.

In veel christelijke kerken wordt bijvoorbeeld bijna niks meer met de Psalmen gedaan. Zonde vind ik dat, en het is volgens mij een van de redenen waarom westerse christenen een kwalijk egocentrische en niet-joodse bijbelvisie en “evangelisatie”-drang kunnen hebben ontwikkeld: ‘Als ik maar in de hemel kom – en Jezus heeft dat geregeld. Wie dat niet gelooft, wacht de eeuwige hel.’ Gelukkig krijgen steeds meer christenen dit hun strot (en denken?) niet meer uit. Ook christenen kunnen bij hun gevoel komen, concludeer ik dan hoopvol.

Het klinkt misschien vreemd, maar ergens voel ik me diep verbonden met joden. Als ik bijvoorbeeld deze video zie, wil ik aan die tafel aanschuiven. En net zo lang meedoen. Ik voel een soort mix van gezelligheid en melancholie, die ik ook in mezelf herken. En mijn verlangen om dingen te doordenken en te doorleven, hangt samen met die diep doorleefde en constant overdachte geschiedenis van het joodse volk. Met veel downs, tot het steeds terugkerende antisemitisme toe. Maar zeker ook ups. Met joden weet je één ding zeker: het wordt nooit saai.

Op mijn studeerkamer hangt dit portret van Jezus, geschilderd door een kind. Of het Jezus echt is, weet ik niet, maar hij raakt me wel. Hij kijkt dwars door me heen. ‘De ogen zijn de lamp van de ziel,’ doceerde Jezus van Nazaret. (Overigens vind ik dit portret ook mooi, later in haar leven geschilderd, en wat realistischer.)

Een andere reden voor mijn voorliefde voor joden, is hun viering van het pesachmaal. Het joodse avondmaal, zeg maar. Een tijd geleden maakte ik zo’n pesachmaaltijd mee, met aan het hoofd een messiasbelijdende jood. Tijdens de maaltijd herdenken de joden de bevrijding van de slavernij uit Egypte. In een meergangenmenu. Met aan het eind van elke gang een goed glas wijn. Messiasbelijdende joden vullen die pesachmaaltijd in met dezelfde gangen, maar dan verbonden met de laatste dagen van Jezus, inclusief zijn kruisiging: de bevrijding uit de slavernij van het kwaad. Met alle ellende en pijn die zowel bij de exodus uit Egypte als bij Jezus’ uiteinde kwam kijken – en we bijvoorbeeld in Jesaja 53 lezen.

Op een gegeven moment zeg ik tegen de gastheer: ‘Na elke gang zo’n glas wijn. Daar wordt het wel gezelliger van, vind je niet?’ Hij kijkt me aan en zegt: ‘Je weet waar het Hebreeuwse woord ‘gein’ vandaan komt?’
Ik moet lachen, en neem nog een slok. ‘Van genade’, denk ik bij mezelf. En hij zegt: ‘Lachen en moppen tappen hoort bij het pesachmaal.’

En ik denk: ‘Komen wij aan met ons christelijk avondmaal. Dat zogenaamd heilig is. Of moet zijn. Eén stukje brood. Eén slokje wijn. Geen vrolijk woord dat de pijn verlicht. Geen grap die lucht geeft.
Wie wil er zo vanavond bij de avondmaaltijd bij zitten?

Jezus werd veracht, vermeden, gekruisigd.
Jezus was vaak op feestjes te vinden en kreeg ‘zuipschuit’ en ‘vreetzak’ als (overigens onterechte) bijnamen. Maar feesten kon hij.

Tom Wright, mijn favoriete theoloog, schrijft dat op Goede Vrijdag, de dag van Jezus’ kruisiging, de revolutie begon.

De revolutie van mijn verlangen is dat iedereen van harte Jezus Christus gaat zien. Ook in de oude teksten.
Maar het christelijk avondmaal kan ook wel een revolutie gebruiken. Ik zie het al voor me: het vrolijk-heilige avondmaal. Omdat ook de (gast)heer vrolijk heilig leefde en stierf.

[Dit is de 11e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

 

 

Respectvol lezen en leven

Respectvol lezen en leven

Prediker was een wijs man en heeft het volk veel kennis bijgebracht. Hij heeft gewikt en gewogen en veel spreuken opgesteld. In treffende spreuken probeerde Prediker de waarheid getrouw onder woorden te brengen. De woorden van de wijzen zijn zo scherp en puntig als een ossenprik, al hun spreuken zijn ons door één herder ingeprent.
En tot slot, mijn zoon, nog deze waarschuwing: er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af. Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte.
[Prediker 12: 9-14]

Mijn leraar Latijn van de middelbare school heeft ooit eens tegen mijn ouders op een ouderavond gezegd: ‘Jullie zoon David is een intelligente jongen. Het is alleen jammer dat hij zo weinig leest.’

Hij had gelijk. Ik leefde voor het voetbal, van weekend naar weekend, en doordeweeks net zo goed. Ik kom niet uit een leescultuur. Ik kan het me niet eens voorstellen dat we met ons grote gezin (pa, ma en zeven jongens) een boek bespreken. We houden het liever gewoon bij onze eigen mening. En vooral als het over voetbal gaat, kunnen we heerlijk tekeergaan, met vijf Ajax- en drie PSV-fans*… en een zuchtende anti-voetbal-moeder. Of zou ze juist wijs haar mond houden?

Later ben ik het advies van de leraar gaan opvolgen. Ik hou van theologische boeken die dichtbij de bijbelverhalen blijven, en ik lees alles over het enneagram, een inspirerend en inzichtgevend gedragsmodel. Ik ontdekte gaandeweg wat Prediker (koning Salomo van Israël?) schrijft: ‘Er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt.’ Je kunt je echt helemaal naar de gallemiezen lezen.

Deze week las ik in een tweet dat jongeren steeds minder én steeds minder ‘diep lezen’. Ook deze blogs worden niet zo veel gelezen. De afleiding is groot en het gevoel dat we iets anders missen als we ons langer concentreren op één boek, blog of artikel, zit diep in ons. Bovendien piept en trilt onze telefoon alweer. Ik denk niet dat het probleem dat Prediker beschrijft – ‘Veel lezen mat het lichaam af’ – door veel mensen wordt herkend.

Ik zou zeggen: laten we meer gaan lezen. Er de tijd voor nemen. En langzaamaan de grenzen opzoeken van ons mentale en fysieke gestel. Zou lezen echt ons lijf kunnen afmatten en uitputten?

Een profeet riep eens rond in Israël: ‘Het volk gaat door gebrek aan kennis ten onder.’ Ik kan daarvan getuigen, als het over mezelf gaat. Ik was (en ben vaak nog) een kerel die weinig las maar wel heel veel eigen mening had, en veel dacht te weten.

En volgens mij is de (politieke) onrust in ons land, Europa en de wereld ook een gevolg van ons gebrek aan lees- en overdenktijd. Daarbij denk ik dat die bewust gekozen leesruimte het ontzag en het respect voor God en zijn geboden – volgens Prediker de kern van alles – zou kunnen terugbrengen. ‘Respect’ vind ik een enerzijds een hol, anderzijds een mooi Latijns (jaja) woord. Terug-kijken. Her-zien. En dat in combinatie met verwondering. ‘Ik heb respect voor jou!’

God, de bron van liefde en waarheid, heeft ook respect. Hij kijkt terug op onze daden. Hij herziet ze. Zowel de goede als de slechte. Ook nu al. Elke keer als wij zelf eerlijk reflecteren op onze goede en slechte daden, is dat God-in-ons-in-actie. En ik geloof ook in een eindoordeel. Gelukkig door een man die dat eerlijk en messcherp in alle liefde en waarheid kan.

Voor die reflectietijd moeten we natuurlijk wel de rust en tijd nemen. En onszelf en anderen erop durven aanspreken als er enkel en alleen ‘eigen mening’ wordt verkondigd. Onder het mom van ‘respect voor elkaar’.
Wie eerlijk leeft, voelt het verschil aan tussen wijsheid en eigenwijsheid.

Ik stel me op deze zondag/rustdag deze vraag: zou er een verband bestaan tussen secularisatie (allereerst in mijn eigen hart en leven) en de leestijd die we nemen?

* Ik voorspel een 2-1 overwinning vanmiddag. Voor Ajax uiteraard.

[Dit is de tiende blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

 

 

 

De therapeut (een lied)

 

De therapeut

Elia stond op, en toen hij had gegeten en gedronken liep hij, gesterkt door dit voedsel, veertig dagen en veertig nachten door de woestijn, tot hij bij de Horeb kwam, de berg van God. Daar ging hij een grot binnen om er de nacht door te brengen.
Toen richtte de HEER zich tot hem met de woorden: ‘Elia, wat doe je hier?’ Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ ‘Kom naar buiten,’ zei de HEER, ‘en treed hier op de berg voor mij aan.’ En daar kwam de HEER voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de HEER bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar de HEER bevond zich niet in die aardbeving. 12Na de aardbeving was er vuur, maar de HEER bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries.

[1 Koningen 19: 8-12]

DE THERAPEUT – een lied (op de wijs van ‘I was made to praise You’)

1.
Ik zit met een bonzend hart
in de kamer van de therapeut.
Hij tegenover mij
Zijn ogen doen mij denken…

…aan mijn studententijd. Want daar ken ik hem van. Ik had een klik met hem. Hij was groot en lekker eigenwijs. Hij had schijt aan de gebruiken en omgangsstijlen op de universiteit. Hij kwam altijd op de fiets en met sandalen en blote voeten, ook al was het -10. Hij gaf het vak Persoonlijk Functioneren, de hele middag lang. Hij deed aan bibliodrama. Dramatisch en tonelerig doen met de bijbel, zeg maar. Hadden we het bijvoorbeeld over de godsnaam: ‘Ik ben die ik zijn zal’. Moesten we één voor één  op een stoel staan, en ons aan de jaargroep medestudenten voorstellen. Daar stond ik dan: ‘Ik ben dus…eh, David’, en ik ben… lang. ‘Ja, vertel eens wie of wat je echt bent.’ Zei hij dan. ‘Ik ben…David en ik ben…soms wel grappig denk ik. ‘Ja, en wat nog meer?’ ‘Ik ben David, en ik ben lang, en grappig, en onzeker.’ En zo ging dat dan door. Hij zaagde je helemaal door, zonder dat hij zelf een zaag aanraakte. En ik weet nog dat hij na een paar jaar Persoonlijk Functioneren me in een een-op-een-gesprek toevertrouwde: ‘David’, zei hij, ‘als jij na deze studie dominee wordt, ga je het heel zwaar krijgen.’ Ik begreep dat niet, en wilde het ook niet geloven. Maar die ogen, die ogen zou ik nooit meer vergeten.

Ik ben bij de therapeut
En ik denk: Daar komt het, moet dit nou?
Straks zegt-ie met gevoel:
‘’t Gaat niet goed met jou.’

Jaren later zat ik weer bij hem. Niet in een lokaal op de universiteit, maar in zijn  eigen therapieruimte. Ik liep gespannen binnen, maar deed joviaal. En ik zei dat ik zeker niet ging janken enzo. Ben je gek. Ik ben toch een kerel. En zo heel slecht gaat het nou toch ook niet met me. Nou dan. Dus ik loop met mijn therapeut zijn ruimte binnen. Mooie kleuren. Veel kussens op de grond. Heerlijk, niet zo’n typische psychologenkantoor met twee stoelen schuin op zes en negen uur, geen schilderij met een of andere spirituele troosttekst op de muur en – yes! – geen doos met tissues. Ik pak een rieten stoel, de therapeut een of ander houten kubus-blok waarop hij gaat zitten. Recht tegenover me. Ik denk: rustig blijven, in control. Hij kijkt me met zijn reebruine ogen diep aan. Ik begin te lachen. Want dat is geen huilen. Zegt-ie: ‘’t Gaat niet goed met jou hè?’

2.
‘k Zie mij liggen op de grond
in de kamer van de therapeut
Ik hoor hoe ‘k huil en jank
Dit alles doet mij denken…

…aan het tarief. 130 euro per uur vraagt die zieleknijper. En ik jank dus zeker een kwartier. Dat was dus ongeveer een euro per traan.

Ik ben bij de therapeut
En hij ziet mij als een kind in nood.
Streelt vaderlijk mijn rug.
Kruimels hemelbrood.

REFREIN (Steeds op de wijs van het refrein van ‘Stay with me till the morning’)
‘k Zat daar steeds een uur
En God, wat zijn ze duur.
Ze helpen je wel ergens uit
Maar noem ze maar theraduit.

De therapeut is net als ik een gelovige kerel, en vertelt over het verhaal van Elia. Hoe die profeet helemaal naar de gallemiezen ging. Zo burnout als de pest. Na een geweldige ervaring op een berg waarin hij had bewezen wie de echte God was en waarna hij de afgodenprofeten had laten afmaken, wordt de profeet aangevallen door de vrouw van de koning. Zij staat erop dat de profeet die avond nog een kopje kleiner wordt gemaakt. Elia wordt bang. Vlucht. De woestijn in. Gaat onder een struik liggen. En wenst zichzelf dood. Een engel komt en tikt hem op de schouders. ‘Eet wat, drink wat.’ Elia wordt wakker en ziet naast hem een brood, in gloeiende kooltjes gebakken, en een kruik met water. Hij eet en drinkt wat, en valt in slaap. De engel komt nog een keer: ‘Eet en drink wat, want je moet een lange reis maken.’ Elia doet het en begint aan een lange reis naar de berg van God: de Horeb, waar Mozes ooit de wet had gekregen. Terug naar de bron. Wie bore- of burnout gaat, moet herbronnen. Daar verschijnt God aan Elia, die in de opening van een grot staat. Op drie manieren: in een storm, in een aardbeving, en in vuur. Maar Elia, die een dag eerder nog ‘de winst van God’ na een blikseminslag op zijn altaar vierde, voelt dat God niet in die krachtige natuurverschijnselen aanwezig is. En dan hoort hij het gefluister van een zachte bries. Elia verlaat de grot, hij ervaart God. In de stilte.

3.
‘k Lig nog altijd op de grond
in de kamer van de therapeut.
Hij aait mijn achterhoofd.
Ik laat het graag gebeuren.
Ik ben bij de therapeut
En ik weet niet wat hij met mij wil.
Ik hoor zijn stem die zegt:
‘David, word maar stil.’

REFREIN
‘k Zat daar steeds een uur
En God, wat zijn ze duur.
Ze willen ’t goede met je doen
Maar noem ze maar therapoen.

4. (Op de coupletwijs van ‘Stay with me till the morning’)
Ik ben nu niet meer te zien
In de kamer van de therapeut.
U denkt: je geld was op.
Dat klopt maar dat geeft u mij.
Ik was bij de therapeut
En ik voelde mij bij God aan huis.
Het was de stem die zei:
‘David, kom maar thuis.’

REFREIN
‘k Zat daar steeds een uur
En God, wat zijn ze duur
Ze bieden je een oplossing
Maar noem ze maar theraping-ping

Ooit gingen ze elk uur
naar Jezus – die was niet duur.
Die hielp hen gratis ergens uit.
De straatarme therapeut.

PS. Deze blog is een verwijderde scene uit mijn eerste theatercollege ‘OMG, stel je eens voor’ dat ik dit seizoen speel. De reden dat ik deze autobiografische scene uit de voorstelling verwijderd heb, is dat hij te weinig te maken had met de oerGenesis-verhalen. Al verschijnt God ook in het paradijs in de rustige avondkoelte, en zoekt hij ook daar, net als bij Elia, de mens op. ‘Adam, waar ben je?’

[Dit is de negende blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

Vol vuur volwassen

 

Vol vuur volwassen

Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’
Toen sprak God deze woorden: ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.’ (En dan volgen “de tien geboden” of “de tien woorden”.)
[Exodus 19: 3-6 en 20:1]

Toen ik als kind in de kerk zat, werden elke zondagochtend de tien geboden door de dominee voorgelezen. In het gedeelte hierboven staan ze nèt niet – alleen de inleiding op de 10 geboden – maar ik kan ze dromen. De bekendste van de 10 zijn, denk ik, ‘toon eerbied voor je vader en je moeder’, ‘steel niet’, ‘pleeg geen moord ‘ en ‘pleeg geen overspel.’ Zeg maar alle onderwerpen die de gemiddelde film spannend maken om te kijken. Gek trouwens: die films vind ik leuk, de tien geboden ongelooflijk saai. Maar ja, ik hoorde ze natuurlijk elke week opnieuw. En voordat ik een film voor de tweede keer ga kijken…

Ik ben zelf vader. Van drie kinderen. En als ik lees hoe God de ‘kinderen van Israël’ via Mozes toespreekt, hoor ik ook mezelf bezig. Richting mijn kinderen. ‘Je moet naar papa en mama luisteren.’ ‘Ruim je speelgoed op.’ ‘Maak het eens goed met je zusje.’ ‘Niet slaan.’ ‘Ga lekker buiten spelen.’ ‘Niet met je vingers in het…’ ‘Stop eens met piepen, klagen en zeuren’. Enzovoort, enzovoort. Als ik al die geboden en verboden optel kom ik er op meer dan tien uit. Net als God trouwens. Na de tien geboden volgen er in de rest van de eerste vijf boeken van de Bijbel nog veel meer kleinere geboden en verboden. Die op hun beurt ongetwijfeld gebaseerd zijn op de wet, de eerste 10 geboden die Mozes op de berg kreeg overhandigd. (Daar is-ie trouwens weer: de berg en het contactmoment tussen hemel en aarde, tussen Mozes en de Allerhoogste. Waar de hemel de aarde raakt, daar gebeurt altijd iets bijzonders.)

De berg staat in dit verhaal in de fik. Het dondert en het bliksemt, er hangt een dreigende wolk boven de berg en er klinkt keihard geschal van een ramshoorn. In dat kabaal spreekt God.

Later zegt Mozes tegen het volk dat van angst staat te sidderen dat God dit niet doet om hen bang te maken. Hij zegt: ‘God is gekomen om jullie op de proef te stellen en jullie met ontzag voor hem te vervullen, zodat jullie niet meer zondigen.’

Ik wou dat ik dat ook kon. Dat ik, voordat ik mijn kinderen waarschuw of aanspoor, eerst een vuur om me heen kon opstoken. Scheelt een hoop tijd. En ik zie ze al met grote ogen naar me opkijken. Woooow, dat is mijn papa.

Of zou ik dat misschien ook kunnen? Dat ik iets van vuur voor mijn kinderen kan laten zien. Nee, laten voelen. De bijbel vertelt dat God ervoor kan zorgen dat wij zijn geboden en leefregels in onszelf opnemen. Dat we God niet blind gehoorzamen, en dat we het leven niet blind of ongevoelig aangaan, maar dat we intrinsiek gemotiveerd het goede leven leven. Dat het vuur voor God, voor anderen en voor onszelf niet van buitenaf komt, maar vanbinnen uit. Uit onszelf.

Het mooiste woord dat ik ken vind ik ‘enthousiasme’. ‘En’ betekent ‘in’. En ‘thous’ komt van ‘theos’ en dat betekent ‘god’. (Denk aan theologie: Gods woord, over God spreken.) Wie enthousiast is heeft ‘God in zich’, en laat het innerlijke vuur naar buiten stromen.

Vroeger vond ik de tien geboden saai. En ik lees ze op de een of andere manier nog altijd niet graag. Zag ik het vuur bij de dominees niet? Voelde ik er niks bij? Was het sleur? Ik weet het niet.

Wat me langzaamaan helpt is het besef dat ik in de tien geboden Gods hart zie. Zijn vuur voor zijn kinderen. Niet alleen voor zijn volk, maar voor iedereen op aarde. Hij zegt in dit gedeelte zelf dat de hele aarde van hem is.

God zoekt mensen die, net als hijzelf, enthousiast zijn. Ook over de leefregels, de handvatten voor het goede leven. Zij kennen de korte samenvatting van de tien geboden. Zij hebben God lief, en ieder ander net zo lief als zichzelf. Daar ontstaat langzaamaan een nieuwe gemeenschap, en een nieuwe wereldorde mee. ‘Een koninkrijk vol priesters’, hoort Mozes God zeggen. We moeten de beginselen van die wereldorde aanleren. In dit verhaal leert Papa zijn kinderen de belangrijke, eerste les.

Ik zie een God die in ons gelooft.
Als kind zijn we aanmaakblokjes, als volwassenen zijn we vol vuur.

[Dit is de zevende blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]

‘Jouw vraag ligt in mijn naam’

‘Jouw vraag ligt in mijn naam’

Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’
Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’ Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”
[Exodus 3: 11-15]

Als puntje bij paaltje komt, kunnen we er niet meer onderuit. Dan komt het erop aan. Dan moeten we een beslissing nemen. Tenzij we ons eronderuit praten.
Wat puntje en paaltje voor ons is, is de hemel en aarde voor de Jood en de Joodse bijbellezer. Als die bij elkaar komen, gebeurt er wat. Dan worden er belangrijke beslissingen gemaakt, met verstrekkende gevolgen.

In het paradijs verbonden de twee bomen in het midden van de tuin de hemel en de aarde. En daar gebeurde het. Daar bezweek de mensheid aan de verleiding, en werd de eenheid tussen hemel en aarde verbroken.

Rond bomen werden en worden nog altijd vaak religieuze rituelen uitgevoerd. En we kennen allemaal de bomenknuffelaars. Beetje vage figuren vaak, maar ze knuffelen niet voor niks bomen. Geen lantaarnpalen of bushokjes. Bomen stralen iets uit. Ook energie.

Later kregen bergen eenzelfde functie. Dat voelt ook wel logisch. Alle keren dat ik op een berg heb gestaan, voel ik me tegelijk nietig en groots. Aards en hemels. Klein en verwonderd.

Op dé berg van het Oude Testament, de Horeb, ook wel de berg van God genoemd, heeft Mozes een ingrijpende spirituele ervaring. Hij krijgt te horen dat zijn eigen volksgenoten in Egypte worden onderdrukt, en hij is de man die zijn volk moet gaan bevrijden.

Een ongelooflijke missie.
Ik bedoel: Egypte was destijds het machtigste land ter wereld.

Het voelt zoiets als de opdracht krijgen om nu naar Noord-Korea af te reizen om iedereen die daar lijdt onder het communistische systeem, te bevrijden.
Het voelt als de missie om de wereld te bevrijden van de monopolieposities van bijvoorbeeld Facebook, Google of Amazon.
Of stel je voor dat je in de vergaderingen moet inbreken van de grote bedrijven die gaan over het groei- en winstpercentage van de supermarkten die zomaar een eerlijke prijs voor de boeren en andere producenten aan hun laars lappen. Nee, stel je voor dat je naar de vergadering van de aandeelhouders van die bedrijven moet!
Stel dat je oog in oog komt te staan met Trump, Erdogan, Putin of Assad – en dan niet om thee te gaan drinken maar om hen indringend te wijzen op hun amorele en stuitende gedrag.
Dat doet niemand.

Dat moest Mozes gaan doen.
En hij sputtert tegen.
Geef hem eens ongelijk.
‘Wie ben ik dat ik dit zou doen?’

Wie ben ik? vraagt Mozes.
Misschien uit nederigheid.
Maar gezien de vele vragen van Mozes lijkt het eerder angst of een excuus om eronderuit te komen.

Wie ben ik dat ik zal gaan? vraagt hij.
God antwoordt: ‘Ik ben met je, en je zult vanzelf merken dat ik het was die je stuurde.’

Op Mozes’ tweede vraag naar de naam van God, maakt God vervolgens zijn mysterieuze en ongrijpbare naam bekend. ‘Ik ben die ik zijn zal.‘ Tegen de man die vroeg: ‘Wie ben ik?’, lijkt God te zeggen: ‘Jouw vraag ligt in mijn naam.’

Wat mooi om te weten als je geroepen bent om zelf een exodus, een uitweg, aan anderen te bieden. Wat mooi ook om te weten als je zelf nog vastzit, in wat voor crisis dan ook – en je wacht op bevrijding en bevrijders.

God is de God die je zendt, en God is de God die je kent.

[Dit is de zesde blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]