Wij-zij-omdenken!

Alle tollenaars en zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen…’
[Lucas 15: 1-3 en 11-12]

Wat zal ik zeggen? Dat ongeveer 70% van de Nederlanders dit schilderij van Rembrandt kent?
Ik gok dat percentage maar. Misschien zit ik er ruim naast.
Wat ik wel weet? Dat ongeveer 100% van de kerkgangers in hun leven ongeveer 14723 verwijzingen, toespelingen en preken over ‘De verloren zoon’, ‘De verloren zoons’ of ‘De liefdevolle vader’ krijgt te horen.

Ik houd me altijd een beetje vast als het in de kerk over dit gedeelte gaat. Het komt namelijk regelmatig voor dat dit verhaal wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelovigen en (nog-)niet-gelovigen. De gelovige kerkgangers zijn de mensen die bij Vader thuis zijn (lees: de zorgelozen). De niet-gelovigen zijn de verloren zoons of dochters die nog mogen terugkeren naar God (lees: de probleemgevallen).

Onbewust (hoop ik) en onbedoeld (hoop ik) wordt er met dit prachtige verhaal een wij-zij-kloof gecreëerd die nogal pijnlijk is. Het is een kloof die bestaat uit mensen die binnen denken te zijn en uit mensen die (nog) buiten staan. Mensen in de kerk en mensen buiten de kerk. Nogmaals: dat is vrij pijnlijk. Want de reden dat Jezus dit verhaal vertelt is… het destructieve wij-zij-denken.

‘Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: “Die man – Jezus – ontvangt zondaars en eet met hen.”’

Deze religieuze groeperingen verdeelden het volk in goed en fout. In zwart en wit. The good and the bad guys. En ze vonden het maar niks dat Jezus omging met en opkwam voor de foute mensen, de zwarte(schape)n, de bad guys.

Jezus vertelt ze een verhaal over een liefdevolle, vrijgevige en goudeerlijke vader (en je voelt aan dat Jezus het hier over God heeft, die hij als zijn eigen en Onzevader beschouwt). Die vader heeft zowel oog voor de mensen bij wie het leven misgelopen is als de mensen die het niet kunnen verkroppen dat iedereen evenveel recht heeft op de liefde. Hij houdt evenveel van zijn jongste, wanhopige zoon als van zijn oudste, boze zoon. En hij verrast hen allebei daadkrachtig met zijn liefde. De jongste omhelst hij en heet hij met een overweldigend warm welkom thuis. Dat had de jongste niet durven dromen. Tegen de oudste thuisblijver zegt hij:  ‘Alles wat van mij is, is van jou.’ Dat had de oudste in al die jaren nog nooit bedacht. (Wat mooi trouwens om zo naar de wereld om ons heen te kijken. Alles wat van God is, is van ons! Heb je er zo wel eens naar gekeken?)

Natuurlijk is de kerk geroepen om wanhopige mensen hartelijk terug te roepen naar Gods liefdevolle vaderhart. Ik vind het gaaf en wonderlijk als dat gebeurt. En natuurlijk is de kerk geroepen om net zo hartelijk kritisch te kijken naar zichzelf. Oudste zoon-gedrag (neerkijken op niet-of-anders-gelovigen of hen als ‘probleemgeval’ of ‘verander-object’ zien – en niet meer als medemens) kan een hardleers punt zijn, ook onder christenen.

Toch denk ik dat het startpunt van dit beroemde verhaal snel kan worden vergeten. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat dit verhaal op zichzelf komt te staan, en uit de context wordt gehaald. Dat startpunt waren de morrende, klagende, hoofdschuddende, zeurende Farizeeën, Sadduceeën… en wij Hollanders.

Zie je het al voor je dat de kerk en dat wij ons allemaal begeven onder de “hoeren en tollenaars” in Nederland? Dat we allemaal contact kunnen maken met mensen die niet normaal hebben gedaan, omdat ze dat niet gek genoeg vonden?

Wat zou dat met ons doen? Binnen en buiten de kerk? Hoe zou dat ons denken en spreken veranderen, in de samenleving en in menig kerkdienst?

Maatschappelijker gezegd: is de kern van de huidige polarisatie in ons land (boeren, onderwijzers, zorg, politieke partijen) niet gelegen in het gegeven dat we niet of nauwelijks met elkaar aan tafel zitten, maar demonstratief de straat op gaan of elkaar mijden en verbaal bestrijden? Wat als we gaan eten met de mensen die anders doen en leven dan wij gewend zijn? Dat we gewoon Jezus gaan imiteren. Net zolang totdat hij van ons, en hopelijk met zijn toestemming, een nieuwe bijnaam krijgt.

Jezus van Na-aap-zaret.

Als er – nee, alsjeblieft niet! – dan toch een kloof tussen mensen moet ontstaan, laat het dan een kloof zijn tussen mensen die wel en mensen die niet gezamenlijk aan tafel willen gaan. En dat zij die aan tafel zitten dat niet begrijpen en er ook niet akkoord mee willen gaan. Maar dat zij dan – net als de Vader in het verhaal – van tafel opstaan, het bekende huis verlaten, om het vermijdingsgedrag van de ander echt te willen begrijpen.

Volgens mij begrijpen we dan weer iets beter waarom God liefde wordt genoemd.

Op dit punt in mijn leven neem ik het volgende mee als de kern van Jezus’ geweldige verhaal.
Wie binnen bij God is, kan buiten de eigen hokjes kleuren.
Wie binnen bij God is, heeft leren wij-zij-ómdenken.

[Dit is de 15e blog in de Maand van de Bijbel (van 24 januari tot 14 februari), waarin 22 dagen achter elkaar 22 blogs worden geschreven over bijbelse kernpassages. Joachim Vreeman, Paul Abspoel en ik hebben dit initiatief georganiseerd. Alle blogs worden verzameld in de #MVDBblogs-Facebookgroep]